Lieve KiKa jongen,
Woensdagavond stond je voor mijn voordeur om met enig enthousiasme aan te bellen.
Wist jij veel dat ik in de paar minuten daarvoor een paar hyperactieve honden toe had geroepen dat ze rustig moesten doen, omdat ik gek van ze werd. Daarom stond ik ook met een enigszins geïrriteerd gezicht voor je neus.
Ik zag je oranje jas, een tablet in je hand en wist genoeg. Weer iemand die geld van me wil.
Je keek me vrolijk, maar toch lichtelijk onderzoekend aan. Je moet wel geschrokken zijn van de geërgerde blik in mijn ogen. “Goedenavond! Hoe gaat het met u?”
Ik slaak een diepe zucht, lieve jongen, dat wil je niet weten. “Laat me raden…” is het enige wat ik uit weet te brengen. Dan houd ik wijselijk mijn mond, voor ik dingen zeg waar ik spijt van krijg.
Je vat je verhaal verbazend goed samen, konden ze dat allemaal maar. Gelijk zeggen waar het op staat.
Je vertelt me dat er jaarlijks veel kinderen zijn die getroffen worden door kanker, of ik hiervan op de hoogte breng. Ik wil het wel uitroepen dat ik dat heel goed weet. Dat ik zo geïrriteerd reageer, omdat ik gestrest ben. Gestrest omdat ik de partner ben van iemand die getroffen is met een erfelijke aandoening die deze vreselijke ziekte gewoon veroorzaakt.
Lieve KiKa jongen, ik weet heel goed hoe vreselijk dit is. Ik vind het al vreselijk, omdat het mijn partner is. Ik heb geen idee hoe het is om een kind te hebben met deze ziekte, maar ik weet wel dat er een kans is dat onze toekomstige kinderen dezelfde aandoening krijgen als mijn partner. En ik weet heel goed hoe je dat kopzorgen kan bezorgen.
Lieve KiKa jongen, ik ben blij dat er jongeren zijn zoals jij die proberen om een maandelijkse bijdrage te krijgen voor alle onderzoeken die nodig zijn. Ik ben blij dat de onderzoeken gedaan worden, want het kan ook onze toekomstige kinderen misschien wel helpen.
Het spijt me dat ik zo lomp reageerde. En het spijt me dat ik principieel niet maandelijks wat bij wil dragen en vooral in collectebussen iets bijdraag waar mogelijk.
Ik hoop dat je nog wat mensen hebt weten te overtuigen die avond. En de volgende keer dat je aan mijn deur staat, hoop ik dat het op kan brengen om iets minder lomp te reageren.